Inschatting milieurisico’s van sporen van niet-toegelaten genetisch gemodificeerde akker- en tuinbouwgewassen in zaaizaad en ander uitgangsmateriaal
In de afgelopen jaren is het in Europa enkele keren voorgekomen dat een partij zaaizaad van een conventioneel gewas verontreinigd bleek te zijn met zaad van een genetisch gemodificeerd (gg-) gewas dat in Europa niet geteeld mag worden. In Nederland besluit de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) bij dergelijke incidenten welke maatregelen genomen moeten worden en hoe snel dit moet gebeuren. Voor dit besluit is het belangrijk om te weten in hoeverre het aangetroffen gg-gewas een milieurisico zou kunnen vormen. Bij een grote kans op een milieurisico zullen er verstrekkendere maatregelen genomen moeten worden dan bij een geringe kans.
Om bij eventuele toekomstige incidenten snel te kunnen handelen, wil de ILT inzicht hebben in hoeverre een gg-gewas een milieurisico kan vormen wanneer zaaizaad of pootgoed met dit gg-gewas verontreinigd zou zijn. Daarom heeft zij de COGEM om advies gevraagd.
De COGEM heeft voor de verschillende gewassen die in Nederland in de volle grond geteeld worden, gekeken of zij zich hier zelfstandig (zouden) kunnen handhaven of dat zij kunnen kruisen met soorten die in Nederland voorkomen. Daarnaast is bekeken hoe de verschillende typen eigenschappen die in gg-gewassen worden ingebracht, de kans dat een gg-gewas een milieurisico kan vormen, kunnen beïnvloeden.
Door deze informatie te combineren, is geëvalueerd hoe groot de kans is dat er een milieurisico kan ontstaan wanneer uitgangsmateriaal verontreinigd zou zijn met een gg-gewas dat in Nederland niet geteeld mag worden. Indien een dergelijke situatie zich daadwerkelijk voordoet, zal op basis van informatie over het aangetroffen gg-gewas en de omgeving waarin het zich bevindt, beoordeeld moeten worden of het aangetroffen gg-gewas een milieurisico kan vormen.