Teeltaanvraag voor MON89034 maïs
De COGEM is gevraagd te adviseren over de mogelijke milieurisico’s van de teelt van de genetisch gemodificeerde maïslijn MON89034. Deze maïslijn brengt twee cry genen (cry1A.105 en cry2Ab2) tot expressie en is hierdoor resistent tegen bepaalde plaaginsecten uit de orde van de vlinderachtigen.
Verwildering van maïsplanten is in Europa nooit waargenomen. Daarnaast is opslag van maïsplanten in Europa nagenoeg uitgesloten. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de geïnserteerde genen het verwilderingspotentieel van maïs vergroten. Bovendien zijn er in Europa geen wilde verwanten van maïs aanwezig waardoor uitkruising niet mogelijk is.
De COGEM is van mening dat de gegevens betreffende de effecten op niet-doelwitorganismen onvoldoende onderbouwing leveren om te kunnen concluderen dat eventuele effecten op niet-doelwitorganismen verwaarloosbaar klein zijn.
De afwezigheid van interactie tussen de twee cry eiwitten bij niet-doelwitorganismen is onvoldoende aangetoond in laboratoriumstudies, waardoor er onvoldoende bewijs is voor de afwezigheid van een effect van MON89034 op bijen. Een studie naar effecten op watervlooien is van onvoldoende kwaliteit en levert daardoor geen bijdrage aan de milieurisicoanalyse. Verschillen in resultaten van een in Spanje uitgevoerde veldproef worden onvoldoende bediscussieerd. Daarnaast zijn bij een studie naar effecten op het niet-doelwitorganisme Orius insidiosus en bij berekening van het effect van MON89034 op niet-doelwit vlinderachtigen bepaalde aannames onvoldoende onderbouwd.
Verder is de COGEM van mening dat het General Surveillance plan op meerdere punten dient te worden verbeterd.
Omdat de overlegde gegevens niet voldoende zijn om eventuele effecten van MON89034 op niet-doelwitorganismen afdoende te kunnen beoordelen, kan de COGEM niet positief adviseren over teelt van MON89034.