Advies Generieke inperkingsmaatregelen bij gebruik van geleedpotige biologische bestrijders in PKb-I kassen
In kassen en kweekcellen waarin met genetisch gemodificeerde (gg-)planten gewerkt wordt, kunnen biologische bestrijders ingezet worden om de planten te beschermen tegen plaagorganismen. Hierbij is het van belang dat de juiste inperkingsmaatregelen in acht genomen worden, om te voorkomen dat een biologische bestrijder die stuifmeel van de gg-plant met zich meedraagt, ontsnapt, en in contact komt met een kruisbare verwant van de gg-plant buiten de kas.
Bij eerdere adviezen over de benodigde inperkingsmaatregelen bij de inzet van specifieke geleedpotige biologische bestrijders zijn, afhankelijk van de eigenschappen van de bestrijder, verschillende inperkingsmaatregelen geadviseerd. Om vergunningsaanvragen van nieuwe biologische bestrijders te versimpelen en te stroomlijnen, heeft de COGEM generieke maatregelen opgesteld aan de hand van drie eigenschappen van deze geleedpotigen; de vliegcapaciteit, het formaat, en of er contact is met stuifmeel. Ook heeft de COGEM een overzicht opgesteld van alle algemeen gebruikte geleedpotige biologische bestrijders en de bijbehorende inperkingsmaatregelen bij gebruik in een PKb-I kas met bloeiende gg-planten. Indien biologische bestrijders toegepast worden in een PKb-I kas in combinatie met gg-planten die niet in Nederland voorkomen, hier geen kruisbare verwanten hebben, of die geen bloei vertonen, zijn geen aanvullende maatregelen nodig omdat het risico op uitkruising in deze situaties verwaarloosbaar klein is.