Publicaties

Inperkingsmaatregelen voor drie biologische bestrijders in PKb-I kassen: Chrysoperla carnea, Franklinothrips vespiformis en Cryptolaemus montrouzieri

Adviezen | 24.04.2024 | CGM/240424-01

De COGEM is gevraagd te adviseren over de inperkingsmaatregelen bij de inzet van Chrysoperla carnea (groene gaasvlieg, ook wel Goudoogje), Franklinothrips vespiformis (rooftrips) en Cryptolaemus montrouzieri (lieveheers­beestje) als biologische bestrijders in plantenkassen waarin met genetisch gemodificeerde (gg-)planten gewerkt wordt. Van F. vespiformis worden volwassen rooftripsen ingezet en van C. montrousieri kunnen zowel larven als volwassen exemplaren gebruikt worden. Bij toepassing van C. carnea kan niet geheel uitgesloten worden dat gedurende de experimenten ontwikkeling naar het volwassen stadium optreedt. Volwassen gaasvliegen eten stuifmeel en kunnen derhalve gg-stuifmeel met zich meedragen. Ook voor de rooftrips en het lieveheersbeestje is het aannemelijk dat deze in contact komen met stuifmeel. Wanneer deze insecten in plantenkassen met gg-planten worden ingezet, kan niet worden uitgesloten dat zij gg-stuifmeel met zich meedragen en dit gg-stuifmeel een bloem van een kruisbare verwant buiten de kas zou kunnen bevruchten. De COGEM is daarom van oordeel dat bij het inzetten van deze biologische bestrijders aanvullende inperkingsmaatregelen genomen moeten worden om ontsnapping te voor­komen. De COGEM is van oordeel dat de risico’s voor mens en milieu verwaarloosbaar klein zijn wanneer de in het advies beschreven inperkingsmaatregelen bij het inzetten van de biologische bestrijders in acht worden genomen.

Download publicatie