Teelt van maïslijn 1507 x NK603
De COGEM is gevraagd te adviseren over de mogelijke risico’s voor mens en milieu betreffende teelt van een genetisch gemodificeerde maïslijn (kruising tussen de lijnen 1507 en NK603). De ouderlijn 1507 heeft door insertie van het cry1F gen en het pat gen respectievelijk resistentie tegen vlinders en motten, waaronder de Europese maïsboorder, en tolerantie voor herbiciden met als werkzame stof glufosinaat-ammonium, verkregen. De ouderlijn NK603 is tolerant voor glyfosaat bevattende herbiciden door insertie van het cp4 epsps gen. In de kruisingslijn worden de drie eigenschappen gecombineerd. Maïs kent geen wilde verwanten in Nederland en opslag van maïsplanten is hier niet van landbouwkundige betekenis. Verwildering van de maïsplant in Nederland is nog nooit waargenomen. Tevens zijn er geen redenen om aan te nemen dat de modificatie het verwilderingspotentieel vergroot. De COGEM heeft het post-market monitoring plan beoordeeld en dit adequaat bevonden. Eerder heeft de COGEM de moleculaire karakterisatie van de hybride maïslijn al positief beoordeeld. Maïslijn 1507 x NK603 wordt al commercieel geteeld in de Verenigde Staten en heeft een geschiedenis van veilig gebruik. Daarnaast heeft de COGEM eerder al positief geadviseerd over de beide ouderlijnen. Gezien het bovenstaande, acht de COGEM de risico’s voor mens en milieu bij teelt van onderhavige maïslijn verwaarloosbaar klein. Tevens signaleert de COGEM dat de studies naar effecten op niet-doelwitorganismen meer gericht zouden moeten zijn op de Europese situatie. Daarnaast is het gewenst dat criteria waaraan deze studies moeten voldoen, worden gestandaardiseerd.