Inschaling van werkzaamheden met op het VEE virus gebaseerde replicondeeltjes
De COGEM is verzocht te adviseren over handelingen met genetisch gemodificeerde virale vectoren die zijn gebaseerd op het Venezuelan equine encephalitis virus (VEE virus). De aanvrager wil onderzoeken of de op het VEE virus gebaseerde vectordeeltjes (VRP’s) de immuunreactie tegen het poliovaccin versterken. In het kader van dit onderzoek zullen de VRP’s met het poliovaccin worden gemengd en aan ratten worden toegediend. De immuunreactie die dit in de ratten opwekt, zal aan de hand van bloedwaarden worden gevolgd. De aanvrager verzoekt de in vitro en in vivo werkzaamheden op respectievelijk ML-II en DM-II niveau te mogen uitvoeren.
Uit het genoom van de VRP’s zijn een aantal genen verwijderd. Hierdoor is de vector na infectie niet in staat nieuwe virusdeeltjes te vormen en zal de vector zich niet verder kunnen verspreiden. Tevens zijn enkele zogenaamde oppervlakte-eiwitten aangepast, waardoor de virulentie nog verder wordt beperkt.
De Amerikaanse producent controleert iedere geproduceerde batch met VRP’s op de aanwezigheid van replicatiecompetente virussen (RCV’s) die, in theorie, tijdens de productie kunnen ontstaan.
Gezien de gevoeligheid van de gebruikte detectiemethode en de biologische ingeperkte aard van de mogelijk aanwezige RCV’s is de COGEM van mening dat de veiligheid voor mens en milieu gewaarborgd blijft als de voorgenomen in vitro en in vivo werkzaamheden op respectievelijk ML-II en DM-II niveau uitgevoerd worden.
Tijdens de werkzaamheden op DM-II niveau kan evenwel niet uitgesloten worden dat de laboratoriummedewerker door aerogene verspreiding wordt blootgesteld aan de VRP’s en eventueel aanwezige RCV’s. Om de kans hierop te minimaliseren adviseert de COGEM enkele additionele maatregelen te nemen.