Publicaties

Inschaling van in vitro en in vivo werkzaamheden met replicons afgeleid van Venezuelan equine encephalitis virus

Adviezen | 15.08.2016 | CGM/160815-01

De COGEM is gevraagd te adviseren over de inschaling van werkzaamheden met zogenoemde replicons die gebaseerd zijn op het Venezuelan equine encephalitis virus (VEEV). De aanvrager wil deze replicons testen in varkens als vaccinatie tegen Porcine epidemic diarrhea virus (PEDV). De aanvrager verzoekt de werkzaamheden op ML-II en D-I uit te mogen voeren.
VEEV is ziekteverwekkend voor paarden en kan ook bij de mens ziekte veroorzaken. Het virus komt voor in de tropische en subtropische regio’s van Centraal-, Noord- en Zuid-Amerika en wordt hoofdzakelijk verspreid door muggen. Het virus en de benodigde muggensoorten komen tot op heden niet voor in Nederland.
PEDV veroorzaakt een darminfectie in varkens die gepaard gaat met diarree en een vermindering van de groei. Een infectie kan bij jonge biggen zorgen voor een hoge mortaliteit. Het virus wordt verspreid via besmette mest.
Uit het genoom van het VEEV replicon zijn de structurele genen verwijderd. Hierdoor kunnen er geen nieuwe virusdeeltjes gevormd worden en kunnen de replicons zich niet verder verspreiden. Daarnaast zijn het gen dat codeert voor het S eiwit van PEDV en enkele additionele mutaties in het replicon RNA geïntroduceerd.
Op basis van deze eigenschappen adviseert de COGEM de voorgenomen in vitro werkzaamheden in te schalen op ML-II inperkingsniveau en de in vivo werkzaamheden op DM-II inperkingsniveau. Op deze inperkingsniveaus en onder navolging van enkele aanvullende voorschriften, is COGEM van mening dat de risico’s voor mens en milieu verwaarloosbaar klein zijn.

Download publicatie