Publicaties

Inschaling werkzaamheden met VEEV-replicondeeltjes met structurele genen van retrovirussen BLV en FeLV

Adviezen | 19.10.2023 | CGM/231019-01

De COGEM is gevraagd te adviseren over de inschaling van laboratoriumwerkzaamheden en dierproeven met replicons afgeleid van het Venezuelan equine encephalitis virus (VEEV) waarbij structurele genen van de retrovirussen Bovine Leukemia Virus (BLV) en Feline leukemia virus (FeLV) als transgen worden gebruikt. Bij het gebruik van retrovirale envelopeiwitten in VEEV-repliconsystemen is het mogelijk dat er infectieuze ‘virus-like vesicles’ (VLV’s) gevormd worden. Experimenten van de aanvrager tonen aan dat er VLV’s ontstaan bij productie van deze VEEV-BLV/FeLV replicons, maar dat de VLV’s zich niet goed kunnen verspreiden. De aanvrager verzoekt de werkzaamheden met dierlijke cellen op ML-I en met proefdieren op DM-I uit te voeren.
De COGEM merkt op dat de aangeleverde experimentele gegevens geen uitsluitsel kunnen geven over verspreiding, omdat niet uit te sluiten is dat bij een andere proefopzet infectieuze VLV’s mogelijk langer aanwezig zijn. Zij is echter van oordeel dat de milieurisico’s van eventueel, door de aanwezigheid van een retroviraal envelopeiwit, gevormde VLV’s verwaarloosbaar klein zijn indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op ML-I, met de door de aanvrager voorgestelde aanvullende voorschriften. Ook voor dierproeven kan zij instemmen met een inschaling op DM-I. Als voorwaarde voor de inschaling op ML-I en DM-I adviseert zij dat bij gebruik van het retrovirale env-gen in de VRP’s, niet tegelijkertijd één of meerdere andere retrovirale structurele genen (zoals gag) aanwezig mogen zijn. Op de genoemde inperkingsniveaus en met de voorgestelde beschermingsmaatregelen, zijn de risico’s voor mens en milieu verwaarloosbaar klein.

Download publicatie