Publicaties

Generieke omlaagschaling van werkzaamheden met virale replicons afgeleid van alfavirussen en flavivirussen

Adviezen | 23.12.2022 | CGM/221223-01

Er wordt veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling en toepassing van zogenaamde ‘virale replicons’. Virale replicons zijn afgeleid van virussen (virusvectoren) en worden onder meer gebruikt voor onderzoek naar vaccins en kanker. Replicons kunnen na infectie van een cel nog wel hun (virale) genoom repliceren, maar zijn niet in staat nieuwe virusdeeltjes te vormen en kunnen daardoor niet verder verspreiden. Hiervoor zijn één of meerdere genen die coderen voor eiwitten die het virusdeeltje vormen (de structurele eiwitten), verwijderd of vervangen door een transgen (‘gene-of-interest’).

De structurele eiwitten kunnen tijdens de productie van de replicons extern toegevoegd worden, waardoor ingepakte replicons, zogenaamde virale replicondeeltjes, worden gegenereerd. Deze replicondeeltjes kunnen eenmalig cellen infecteren, maar daarna geen nieuwe virusdeeltjes vormen, omdat de structurele genen niet in het genoom aanwezig zijn. Voorbeelden van replicons zijn de zogenoemde zelf-amplificerende mRNA-vaccins tegen COVID-19 en influenza, die thans in ontwikkeling zijn.

Gezien de toename van het aantal adviesvragen over inschaling van werkzaamheden met replicons heeft de COGEM een onderzoeksproject laten uitvoeren naar de verschillende aspecten rond repliconsystemen. Mede op basis van de resultaten van het  onderzoeksproject en teneinde de vergunningverleningsprocedures te stroomlijnen, heeft de COGEM een generiek advies over de inschaling van werkzaamheden met virale replicons opgesteld. Deze generieke milieurisicobeoordeling beperkt zich tot replicons afgeleid van alfavirussen (genus Alphavirus) en flavivirussen (genus Flavivirus).

De COGEM is van oordeel dat, gezien de eigenschappen van deze replicons en replicondeeltjes, generieke omlaagschaling mogelijk is. Afhankelijk van welke genen verwijderd zijn, adviseert de COGEM:

  • Laboratorium­werkzaam­heden met ‘naakte’ alfa- en flavivirus replicons kunnen plaatsvinden op inperkingsniveau I, of op één niveau lager dan de pathogeniteitsklasse van het uitgangsvirus;
  • Werkzaamheden met replicondeeltjes kunnen één niveau lager plaats vinden dan de pathogeniteitsklasse van het uitgangsvirus;
  • Zowel voor werkzaamheden met naakte replicons als met replicondeeltjes zijn generieke voorwaarden van toepassing: de gebruikte cellen zijn vrij van verwante alfa- en flavivirussen, en de gebruikte transgenen mogen de verwijderde functies niet herstellen;
  • Voor replicondeeltjes geldt daarnaast dat de preparaten vrij moeten zijn van – tijdens de productie ontstaan – virus dat in staat is zich te vermenigvuldigen en te verspreiden.

Wanneer aan de bovengenoemde voorwaarden voldaan wordt, acht de COGEM de milieurisico’s van het uitvoeren van werkzaamheden met alfa- en flavivirus replicons op de aangegeven inperkingsniveaus, verwaarloosbaar klein.

Het generieke COGEM-advies kunt u vinden onder de ‘download publicatie’ knop en het bijbehorende COGEM onderzoeksrapport kunt u hier vinden.

Download publicatie