Klinische studie met gg-T-cellen, waarin de T-celreceptoren met behulp van nucleases zijn aangepast tegen neo-antigenen in solide tumoren
De COGEM is gevraagd om te adviseren over de milieurisico’s van een klinische studie met genetisch gemodificeerde (gg-)afweercellen in patiënten met terugkerende tumoren in organen of weefsel en/of uitzaaiingen. Voor de klinische studie worden lichaamseigen afweercellen (T-cellen) buiten het lichaam genetisch gemodificeerd met behulp van zogenaamde ‘ribonuclease-complexen’. Na de aanpassing worden de gg-T-cellen weer toegediend aan de patiënt.
De ribonuclease-complexen bestaan uit nuclease-eiwitten in combinatie met RNA-sequenties, die samen met DNA-moleculen in de T-cel worden gebracht. Hierdoor wordt de oorspronkelijke receptor die op de T-cel aanwezig is (de TCR) veranderd in een tumor-specifieke receptor. Door de modificatie herkennen de gg-T-cellen de tumorcellen en zetten zij een afweerreactie in gang tegen de tumor. Voor iedere patiënt wordt een specifieke coderende DNA sequentie gebruikt waardoor de T-cellen zich richten op de tumor van die patiënt.
Bij het modificeren van de T-cellen kan het zijn dat niet alle ribonuclease-complexen in de T-cel opgenomen worden en aanwezig blijven in de suspensie. In celkweek worden de complexen na 48 uur nauwelijks nog waargenomen. In de patiënt/proefpersoon zal diens afweersysteem de resterende ribonuclease-complexen verwijderen. Ook de gg-T-cellen zelf kunnen residuele ribonuclease-complexen bevatten, echter overleven (gg-)T-cellen niet buiten het lichaam. Het bovenstaande in overweging nemende is de COGEM van oordeel is dat de risico’s voor het milieu bij het uitvoeren van deze klinische studie verwaarloosbaar klein zijn.