Werkzaamheden met vijf genetisch gemodificeerde kroossoorten
De COGEM is verzocht te adviseren over de inschaling van werkzaamheden met de genetisch gemodificeerde plantensoorten Lemna gibba, L. minor, Spirodela polyrhiza, S. punctata en Wolffia globosa. De aanvrager is voornemens om werkzaamheden met deze soorten uit te voeren op inperkingsniveau PC-I. De genoemde soorten zijn kroosvegetaties en behoort tot de Aronskelkfamilie.
Kroosvegetaties zijn te vinden in voedselrijke, stilstaande en ondiepe wateren met een bodem die rijk is aan organisch materiaal. Drie van de genoemde kroossoorten behoren tot de Nederlandse flora. Een vierde soort (S. punctata) is in 2007 voor het eerst waargenomen in Nederland. Alleen W. globosa komt niet in Nederland voor. Kroossoorten kennen voornamelijk vegetatieve voortplanting maar kunnen in principe bloeien. Over de wijze van bestuiving is weinig bekend maar deze kan mogelijk plaatsvinden via wind en water, of via insecten. De COGEM is van mening dat bestuiving via insecten en wind voorkomen dient te worden.
Het kroos wordt gekweekt in kweekbakken. Zaden in het water hiervan zouden zich gemakkelijk kunnen verspreiden indien het water (onbedoeld) via de gootsteen wordt weggespoeld en in oppervlaktewater terecht komt. Dit geldt ook voor het kroos zelf dat zich gemakkelijk en snel vegetatief kan vermeerderen. De COGEM is van mening dat het verspreiden van kroos, pollen, zaden en reproductieve plantendelen voorkomen moet worden. De COGEM benadrukt daarom het belang van inactivatie van biologisch afval dat reproductieve plantendelen bevat conform de werkvoorschriften van het PC-I inperkingsniveau.
Concluderend is de COGEM van mening dat werkzaamheden met deze kroossoorten kunnen plaatsvinden op inperkingsniveau PC-I met als aanvullende maatregel dat bloei in afgesloten bakken dient plaats te vinden. De veiligheid van mens en milieu zal hiermee voldoende gewaarborgd blijven.