Klinische studie met lentiviraal getransduceerde T-cellen tegen B-cel maligniteiten
De COGEM is gevraagd te adviseren over de milieurisico’s van een klinische studie in patiënten met B-cel kanker. De patiënten worden behandeld met eigen T-cellen die in het laboratorium genetisch gemodificeerd zijn met behulp van een lentivirale vector. Hierdoor krijgen deze T-cellen een zogenaamde chimere antigen receptor (CAR) op hun celoppervlak die hun in staat stelt de B-cellen te herkennen en te vernietigen.
Risico’s die bij deze klinische studie kunnen optreden, hebben met name betrekking op de eventuele vorming en verspreiding van replicatiecompetent lentivirus (RCL), de aanwezigheid van vrije virusdeeltjes in het te testen medische product en de effecten van de mogelijke verspreiding van de gg-T-cellen in het milieu.
De COGEM is van mening dat het productiesysteem waarmee de lentivirale vector wordt geproduceerd zodanig is ontworpen dat de kans op het ontstaan van een replicatiecompetent lentivirus tot een minimum wordt beperkt. Tevens wordt de geproduceerde batch lentivirale vector door de aanvrager getest op de aanwezigheid van RCL. De COGEM acht de kans op de aanwezigheid van RCL in het medische product derhalve verwaarloosbaar klein.
Door de kweek- en wasprocedures die de aanvrager hanteert bij de productie van de gg-T-cellen, worden eventueel aanwezige infectieuze virusdeeltjes zodanig verdund dat de kans dat er nog infectieuze virusdeeltjes in het preparaat zitten op het moment dat het aan de patiënt wordt toegediend, verwaarloosbaar klein is.
Indien de gg-T-cellen door een incident in derden of in het milieu terecht komen, acht de COGEM de kans op nadelige effecten verwaarloosbaar klein. De patiënt-specifieke T-cellen worden in vrijwel alle mensen direct afgestoten en de T-cellen kunnen buiten het lichaam niet overleven.
Op basis van bovenstaande is de COGEM van mening dat de milieurisico’s verbonden aan deze klinische studie met lentiviraal getransduceerde T-cellen verwaarloosbaar klein zijn.