Publicaties

Handelingen met lentivirale vectoren in konijnen

Adviezen | 30.10.2006 | 061030-01

De COGEM is gevraagd te adviseren over handelingen met genetisch gemodificeerde lentivirale vectoren. De aanvrager is voornemens om konijnen te injecteren met derde generatie lentivirale vectoren onder inperkingsniveau DM-II. De aanvrager huisvest muizen en ratten voor vergelijkbare werkzaamheden op eigen initiatief in filtertopkooien. Aangezien dergelijke kooien te klein zijn voor konijnen, verzoekt de aanvrager om deze dieren te mogen huisvesten in standaard kooien.
 De risico’s die in ogenschouw genomen moeten worden, betreffen de eventuele aanwezigheid van wildtype lentivirussen bij konijnen en de verspreidingswijze van lentivirussen.
 De replicatiedeficiënte lentivirale vector zou in aanwezigheid van wildtype lentivirussen eventueel gemobiliseerd kunnen worden met als gevolg verspreiding van de vector inclusief de inserties tot gevolg. Echter door het gebruik van zogenaamde ‘self-inactivating vectoren’ wordt de kans hierop tot een minimum beperkt. Voor zover bij de COGEM bekend komen er geen lentivirussen voor bij konijnen en kan het Human immunodeficiency virus type-1 (HIV-1) niet repliceren in konijnencellen. De COGEM acht de kans op mobilisatie van de lentivirale vector daarom verwaarloosbaar klein.
 Verder zijn er in de literatuur geen aanwijzingen dat natuurlijke verspreiding van lentivirussen plaatsvindt via aërosolen. De COGEM is daarom van mening dat de kans op verspreiding van de vector bij het gebruik van standaard kooien verwaarloosbaar klein is.
 Met inachtneming van de aanvullende voorschriften zoals gesteld door Bureau GGO, acht de COGEM de risico’s voor mens en milieu verwaarloosbaar klein bij het uitvoeren van de beschreven handelingen onder DM-II niveau.

Download publicatie