Publicaties

Rol van omgevingsfactoren en specifieke Helicobacter pylori genen in de genexpressie van H. pylori

Adviezen | 18.03.2002 | 020318-05

Het donor- en gastheerorganisme H. pylori vormt twee toxines: endotoxine en vacuolating toxine A (VacA) welke beiden voorkomen in alle H. pylori isolaten. Het endotoxine (een T-1 toxine) van H. pylori heeft een geringe toxiciteit welke vele malen lager is dan die van het endotoxine van E. coli. Voor de synthese van het endotoxine is een groot aantal genen noodzakelijk. Van het VacA toxine gen bestaan diverse (sub)typen, verschillende H. pylori stammen produceren elk een specifiek VacA toxine. Ondanks het zeer hoge niveau van natuurlijke recombinatie en mutatie bestaan er slechts enkele vormen van het VacA toxine (s1a, s1b, s1c, s2, m1 en m2). Betreffende de klonering van H. pylori DNA in H. pylori heeft de COGEM eerder geadviseerd (CGM/010323-11). Destijds oordeelde de COGEM dat de kans dat door de klonering van relatief kleine Sau3A fragmenten een extra kopie van een van de toxines in het genoom wordt geïntegreerd minimaal is. Hierdoor kan nagenoeg uitgesloten worden dat een verhoogde expressie van deze toxines op zal treden door de aanwezigheid van een extra kopie van de betreffende genen. In dit advies werd geconcludeerd dat een inschaling op C-I niveau toereikend is om de veiligheid voor mens en milieu te waarborgen. In dit advies werd geen uitspraak gedaan over de inschaling van de klonering van H. pylori DNA in E. coli.

Download publicatie