Inschaling van werkzaamheden met genetisch gemodificeerde pinda (Arachis hypogaea)
De COGEM is gevraagd te adviseren over inperkingsmaatregelen voor werkzaamheden met genetisch gemodificeerde (gg-) pindaplanten (Arachis hypogaea) in verband met de plaatsing van deze plantensoort op Bijlage 7 van de Regeling ggo.
De pindaplant wordt in Nederland incidenteel aangetroffen. Het zaad kan onder de juiste (warme) omstandigheden uitgroeien tot een plant, maar kan zich hier niet handhaven. De pinda wordt als kamer- en tuinplant verkocht en wordt gehouden in verschillende botanische tuinen in Nederland. De pinda kan slecht tegen vorst en groeit het beste bij temperaturen tussen de 24oC en 30oC. In Nederland komen geen kruisbare verwanten voor van de pinda.
Bevruchting vindt voornamelijk plaats door zelfbestuiving, maar insectenbestuiving is mogelijk. Er zijn geen aanwijzingen voor windbestuiving. De zaden van de pinda zijn groot en zwaar en worden gevormd in de peul, die zich in de grond bevindt. Aanvullende maatregelen om zaadverspreiding te voorkomen zijn niet nodig.
Alles in overweging nemende is de COGEM van oordeel dat bij werkzaamheden met gg-pindaplanten de standaard inperkingsmaatregelen volstaan en er geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.