Classificatie van en inschaling werkzaamheden met genetisch gemodificeerd Zika virus
De COGEM is gevraagd over de pathogeniteitsklasse van het Zika virus (ZIKV) te adviseren. Daarnaast is zij gevraagd advies uit te brengen over de inschaling van werkzaamheden met genetisch gemodificeerd ZIKV.ZIKV veroorzaakt in haar oorspronkelijke verspreidingsgebied (Afrika en Azië) doorgaans een mild ziektebeeld. De huidige ZIKV-epidemie in Zuid- en Midden-Amerika wijst er echter op dat het virus mogelijk ook betrokken is bij het veroorzaken van ernstige ziekteverschijnselen, zoals microcefalie (‘kleinhoofdigheid’) bij de ongeboren vrucht en het syndroom van Guillain Barré (aandoening van bepaalde motorische zenuwen). De belangrijkste besmettingsroute verloopt via steekmuggen die in Nederland niet voorkomen. Ook zijn er steeds meer aanwijzingen dat het virus via seksueel contact kan worden overgedragen, en is inmiddels algemeen geaccepteerd dat het virus via de moeder de ongeboren vrucht kan infecteren. Gezien de huidige onduidelijkheid over de precieze eigenschappen van het ZIKV, adviseert de COGEM op basis van het voorzichtigheidsbeginsel het virus voorlopig in pathogeniteits-klasse 3 in te delen.
Conform haar eerdere advies over kloneringswerkzaamheden van klasse 3 virussen, adviseert de COGEM de klonering in bacteriën en het tot expressie brengen van (gg) ZIKV-genen en niet-volledige (gg) ZIKV-genomen uit te voeren op ML-I inperkingsniveau. De productie van zogenaamde gg-ZIKV replicons adviseert zij in te schalen op ML-II inperkingsniveau, omdat deze in staat zijn in cellen te repliceren. Er kunnen echter geen autonoom replicerende virusdeeltjes worden gevormd, omdat de structurele genen ontbreken. Werkzaamheden met volvirulent gg-ZIKV adviseert zij conform de Regeling ggo in te schalen op ML-III inperkingsniveau. Ook werkzaamheden met volvirulent chimeer virus gebaseerd op ZIKV maar met oppervlakte-eiwitten van een Yellow fever virus (YFV-17D) vaccinstam, adviseert de COGEM op ML-III inperkingsniveau in te schalen, aangezien er onvoldoende bewijs is voor de vermeende verzwakking van het chimere virus en voor de mogelijke effectiviteit van vaccinatie met YF-17D. Indien de voorgenomen werkzaamheden op voornoemde inperkingsniveau’s én onder navolging van de in het advies genoemde aanvullende voorschriften worden uitgevoerd, is de COGEM van mening dat de risico’s voor mens en milieu verwaarloosbaar klein zijn.