Advies Heroverweging grenswaarde aanwezige vrije lenti- en retrovirale vectordeeltjes bij klinische studies met ex vivo getransduceerde cellen
Bij bepaalde gentherapieën worden cellen van een patiënt buiten het lichaam genetisch aangepast. Voor de aanpassing wordt vaak gebruik gemaakt van zogenaamde retro- of lentivirale vectordeeltjes. Deze vectordeeltjes worden na het aanpassen van de cellen veelal weggewassen, waarna de aangepaste cellen teruggebracht worden in de patiënt. Er kan echter niet altijd uitgesloten worden dat er toch nog vectordeeltjes aanwezig zijn bij toediening. De aanwezigheid van vectordeeltjes vormt een potentieel risico wanneer bij een incident derden hieraan worden blootgesteld. Hierbij kan niet uitgesloten worden dat cellen ontregeld raken, wat mogelijk tot kanker kan leiden. Het aantal vectordeeltjes dat onbedoeld overgedragen kan worden, speelt daarom een belangrijke rol in de milieurisicobeoordeling. Het aantal vectordeeltjes dat nog aanwezig is in de terug te plaatsen cellen kan experimenteel worden bepaald of met de ‘COGEM-formule’ worden berekend. De COGEM heeft eerder een grenswaarde geadviseerd voor het aantal aanwezige vectordeeltjes, op basis waarvan bepaald wordt of aanvullende maatregelen nodig zijn om de kans op overdracht van vectordeeltjes naar derden tot een minimum te beperken. In dit advies evalueert zij deze grenswaarde en adviseert zij om deze aan te passen. De COGEM is van oordeel dat bij een maximale hoeveelheid van 500 retro- of lentivirale vectordeeltjes in de terug te plaatsen cellen, de risico’s voor derden verwaarloosbaar klein zijn.