Publicaties

Advies geherformuleerde vragen aan de aanvrager van maislijn 59122

Adviezen | 27.09.2007 | 070925-02

Eerder dit jaar heeft de COGEM geadviseerd over de vergunningaanvraag voor de teelt van maislijn 59122. Voor een vergunningaanvraag moeten door de aanvrager studies naar niet-doelwitorganismen aangeleverd worden voor het uitvoeren van een milieurisicobeoordeling. De COGEM was van mening dat studies naar mogelijke effecten op niet-doelwitorganismen van onvoldoende kwaliteit waren en niet de informatie opleverden die nodig is voor het uitvoeren van een milieurisicobeoordeling. De COGEM heeft gesteld dat aanvullende laboratoriumstudies en aanvullende veldstudies nodig waren. Op basis van het advies van de COGEM heeft VROM drie vragen aan de aanvrager opgesteld en deze doorgestuurd naar de EFSA die de contacten met de aanvrager onderhoudt in de vergunningsprocedure. De EFSA heeft vervolgens 1 van de vragen geherformuleerd en gevraagd of aanvullende laboratoriumstudies, waar in een andere vraag om gevraagd wordt, noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een milieurisicobeoordeling. VROM heeft vervolgens over deze twee zaken advies gevraagd aan de COGEM.
De COGEM is van mening dat in de geherformuleerde vraag de essentie van de vragen en opmerkingen verloren is gegaan. Door het samenvoegen van de vragen over de laboratorium- en veldstudies zijn er incorrecte verbanden gelegd waardoor het niet waarschijnlijk is dat de benodigde gegevens verkregen zullen worden. De COGEM wil nogmaals benadrukken dat aanvullende laboratoriumstudies noodzakelijk zijn en dat ze uitgevoerd dienen te worden met niet-doelwitorganismen die representatief zijn voor een Europees maisveld. Daarnaast is de COGEM van mening dat aanvullende veldstudies noodzakelijk zijn en vergelijkbaar moeten zijn met de gangbare landbouwpraktijk. Bovendien moeten deze studies uitgevoerd worden op het moment dat mais normaal gesproken geteeld wordt. Tenslotte merkt de COGEM op dat het ontwerp van zowel de laboratorium- als de veldstudies zodanig moet zijn dat voldoende statistische zeggingskracht zal bestaan om eventuele verschillen onbetwistbaar vast te stellen. De COGEM is van mening dat de vragen zoals die oorspronkelijk door VROM geformuleerd zijn meer recht doen aan de opmerkingen en vragen die door de COGEM gemaakt zijn. Hierdoor is het waarschijnlijker dat deze vragen de gegevens die nodig zijn voor het uitvoeren van een milieurisicobeoordeling zullen opleveren. Echter, de vraag naar aanvullende laboratoriumstudies dient zodanig aangepast te worden dat hieruit blijkt dat deze studies echt noodzakelijk zijn.

Download publicatie