Publicaties

Aanvullende maatregelen voor zaden en grond bij werkzaamheden met gg-planten onder ingeperkt gebruik

Adviezen | 18.10.2012 | CGM/121018-02

Met genetisch gemodificeerde (gg-) planten mag in kweekcellen en kassen worden gewerkt onder bepaalde voorwaarden. In de Regeling GGO zijn een aantal voorschriften opgenomen om onder meer verspreiding van zaad en andere voortplantingsstructuren vanuit kassen en kweekcellen naar het milieu te voorkomen. Bij de herziening van de Regeling GGO zal bovendien een lijst met aanvullende maatregelen worden opgenomen, die betrekking heeft op planten waarvan de verspreidingsbiologie aanleiding geeft tot meer specifieke inperkende maatregelen voor zaden en andere voortplantingsstructuren. Het ministerie van IenM heeft de COGEM gevraagd hoe invulling gegeven kan worden aan deze lijst.
De lijst wordt gebaseerd op de oude ‘Appendix C’-lijst, waarin alle plantensoorten en plantengeslachten zijn te vinden die zijn vergund voor gg-werkzaamheden. De COGEM heeft deze lijst doorgenomen en per geval overwogen of er, naast de standaard voorschriften, aanvullende maatregelen getroffen moeten worden voor zaden en/of grond. Bij verschillende planten acht de COGEM aanvullende maatregelen nodig om verspreiding van zaad tegen te gaan, bijvoorbeeld bij planten met zeer fijn zaad, zaad met vruchtpluis of exploderende vruchtjes. Bij welke planten er aanvullende maatregelen nodig zijn is niet in het algemeen te zeggen. Dit is afhankelijk van een combinatie van factoren, waaronder zaadkenmerken, vruchtkenmerken, groeikenmerken en voorkomen in Nederland.
In de toekomst zal de COGEM per geval adviseren of er bij gg-werkzaamheden met een plantensoort aanvullende maatregelen voor zaden en grond moeten worden getroffen.

 

De COGEM heeft de lijst met inperkingsmaatregelen herzien. Zie het advies CGM/160421-03 .

Download publicatie