Lopend onderzoeksproject

In vitro onderzoek naar recombinatie tussen HIV en lentivirale vectoren

Bij ex vivo gentherapie worden de cellen van een patiënt buiten het lichaam aangepast. Lichaamseigen bloed- of stamcellen worden afgenomen bij de patiënt en in het laboratorium genetisch gemodificeerd. Hiervoor worden replicatie-deficiënte lenti-of retrovirale vectoren gebruikt die het therapeutische gen in het genoom van de behandelde cellen integreren. Na de genetische modificatie worden deze gg-cellen via een infuus teruggegeven aan de patiënt. Deze toepassing wordt thans met name ingezet als behandeling van hematologische kankervormen.

De gebruikte lentivirale vectoren zijn self-inactivating (SIN) vectoren geproduceerd met een derde generatie productiesysteem. De aanwezigheid van replicatiecompetent lentivirus is bij deze vectoren uitgesloten en de vectoren zijn ook niet langer in staat tot mobilisatie na inbouw in het gastheergenoom.

Bij de (milieu)risicobeoordeling van werkzaamheden met virale vectoren is één van de afwegingen of er kans is op complementatie of recombinatie met een mogelijk infecterend wildtype virus, en of daardoor een nieuw recombinant virus kan ontstaan. Bij klinische studies met lentivirale vectoren worden HIV-geïnfecteerde patiënten of proefpersonen soms uitgesloten vanwege het theoretische risico op recombinatie van de gebruikte vector met het virus. Behandeling met antivirale middelen (cART) van de patiënt voorkomt dat recombinatie kan optreden, maar verhindert ook een succesvolle behandeling doordat ook de virale vector geremd wordt.

Voor gentherapiestudies met ex-vivo getransduceerde cellen is een Europees-brede generieke milieurisicobeoordeling opgesteld, om de ggo-vergunningverlening te stroomlijnen. Mede op basis hiervan en op basis van verschillende COGEM-adviezen is in Nederland een Vergunning onder vaste voorwaarden (VoV) ingesteld voor deze klinische studies. De exclusie van HIV-positieve individuen in deze vergunningprocedure is op 1 januari 2023 komen te vervallen, omdat de kans dat er door recombinatie een beter replicerende HIV-variant zou kunnen ontstaan door de COGEM als zeer klein wordt beoordeeld.

Dit oordeel is gebaseerd op eerdere ervaringen met klinische studies en expert judgement. Echter, experimentele gegevens en wetenschappelijke literatuur over de kans op recombinatie en het risico op het ontstaan van een recombinant virus ontbreken grotendeels. Er is literatuur waarin gekeken is naar de mobilisatie van geïntegreerde lentivirale transfer vectoren in getransduceerde cellen na infectie met wild-type HIV, maar geen literatuur waar de vraag aan de orde komt of recombinatie tussen wildtype HIV en een lentivirale vector mogelijk is en of dit kan resulteren in een HIV variant met andere eigenschappen. Daarnaast worden bepaalde sequenties of genetische elementen, zoals PRE, in lentivirale vectoren ingebouwd die mogelijk van invloed zijn op de kans op en de uitkomst van recombinatie. Voor het project zullen experimenten gedaan worden om te onderzoeken of recombinatie tussen HIV en SIN lentivirale vectoren mogelijk is.