Publicaties

Inschaling in vitro werkzaamheden met chimere coronavirussen

Adviezen | 25.10.2016 | CGM/161025-02

De COGEM is gevraagd te adviseren over de mogelijke risico’s van de constructie en in vitro werkzaamheden met chimere murine coronavirussen. Coronavirussen zijn RNA virussen die mensen en dieren kunnen infecteren. De aanvrager is van plan om coderende sequenties voor aanhechtings- en oppervlakte-eiwitten van een muizenvirus (MHV) uit te wisselen met die van een humaan (HCoV-OC43) of van een rundervirus (BCoV).
Het uitgangsvirus MHV heeft de muis als gastheer. De gastheerspecificiteit van coronavirussen wordt mede bepaald door het S oppervlakte-eiwit. Het risico van de voorgenomen werkzaamheden (uitwisseling van S en HE genen) is dat het gastheerbereik van het chimere virus zou kunnen veranderen ten opzichte van het gastheerbereik van het uitgangsvirus. De COGEM acht de kans dat de beoogde virussen zich zullen verspreiden onder mensen of runderen echter zeer klein, omdat naast het S eiwit ook andere factoren een rol spelen bij het in stand houden van de gastheerbarrière, zoals virus-gastheer interacties en afweermechanismen van de gastheercel. Verder zijn er geen aanwijzingen dat MHV infecties bij de mens veroorzaakt.
Op basis van gegevens in wetenschappelijke literatuur is de COGEM van mening dat het uitwisselen van genen de pathogeniteit van de chimere coronavirussen zou kunnen beïnvloeden, maar dat dit niet zal leiden tot een virus met een hogere pathogeniteitsklasse dan die van de uitgangsvirussen. De COGEM adviseert daarom de voorgenomen werkzaamheden uit te voeren op ML-II inperkingsniveau. Op dit inperkingsniveau en onder navolging van de door de aanvrager voorgestelde aanvullende voorschriften acht de COGEM de risico’s voor mens in milieu verwaarloosbaar klein.

Download publicatie