Biological control of pests in GM plant experiments: risks, benefits and consequences for containment
In kassen en kweekcellen komen soms plaagorganismen, zoals bladluis, witte vlieg of trips voor. Om de aanwezigheid van deze plaagorganismen te beperken, worden tijdens werkzaamheden met gg-planten chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen kan nadelig zijn voor de plant en van invloed zijn op de proefopzet van het experiment. Het aantal beschikbare middelen loopt terug omdat het gebruik ervan vanwege gevaar voor het milieu en de werknemer steeds verder aan banden wordt gelegd. Daarnaast neemt de effectiviteit van sommige chemische bestrijdingsmiddelen af. Biologische bestrijding is een standaard methode in de kasteelt om plagen terug te dringen. Wanneer biologische bestrijders echter in gg-kassen of kweekcellen ingezet worden, kunnen ze vanwege hun mobiliteit mogelijk gg-plantmateriaal meenemen en verspreiden.
De COGEM heeft laten onderzoeken welke biologische bestrijders ingezet worden in kassen in Nederland en wat de mogelijke consequenties voor de inperking bij werkzaamheden met ggo’s zouden kunnen zijn.
In het rapport zijn een aantal biologische bestrijders beschreven die geen pollen kunnen verspreiden en een aantal waarvan dit onduidelijk is. Om meer inzicht te krijgen in de geschetste verspreidingsroute van gg-pollen via biologische bestrijders laat de COGEM een vervolgonderzoek uitvoeren. Hierin zal experimenteel uitgezocht worden of de verspreiding van gg-plantmateriaal door biologische bestrijders mogelijk is.
Het COGEM onderzoeksrapport kunt u vinden onder de ‘download publicatie’ knop. Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten is een COGEM signalering opgesteld. Ga naar de COGEM signalering.
Inmiddels is ook het vervolgonderzoek afgerond; zie de gerelateerde publicatie CGM 2016-02.