Advies virale promotorsequenties in lenti- en retrovirale vectoren
Voor gentherapiestudies waarbij gebruik wordt gemaakt van humane cellen die buiten het lichaam genetisch zijn aangepast en daarna weer in de patiënt worden teruggeplaatst, gelden versnelde vergunningprocedures met als doel vergunningaanvragen voor deze studies te vereenvoudigen. Hiervoor is in het verleden door de COGEM een generieke milieurisicobeoordeling uitgevoerd en zijn bepaalde randvoorwaarden opgesteld. Indien aan deze randvoorwaarden voldaan wordt, is de COGEM van oordeel dat de risico’s van de voorgenomen klinische studie verwaarloosbaar klein zijn. In dit advies wordt uitleg gegeven over de interpretatie van één van de gestelde randvoorwaarden, namelijk dat het gebruikte transgen niet codeert voor sequenties die in staat zijn de replicatie-deficiënte retro- of lentivirale vector te complementeren, of voor schadelijke genproducten of (proto)oncogenen. Eerder heeft de COGEM geadviseerd dat virale promotorsequenties voldoen aan deze randvoorwaarde, mits hiervoor geen lenti- of retrovirale sequenties worden gebruikt. Door het advies is onduidelijkheid ontstaan over de status van veelgebruikte retro- en lentivirale promotorsequenties die in klinische studies toegepast worden om het transgen tot expressie te brengen. In het huidige advies zijn daarom lenti- of retrovirale promotorsequenties beschreven die in klinische studies toegepast zijn en waarover eerder positief is geadviseerd door de COGEM, of die via de versnelde procedure zijn vergund. De COGEM is van oordeel dat deze lenti- en retrovirale promotorsequenties beschouwd kunnen worden als virale sequenties die niet zullen leiden tot complementatie van de vector, en dat deze derhalve vallen onder de eerder gestelde randvoorwaarden van de COGEM.