Klinische studie met een conditioneel-replicerende adenovirale vector
De COGEM is verzocht te adviseren over een klinische studie fase I/II waarbij een zogenaamde conditioneel-replicerende adenovirale vector wordt toegediend aan patiënten met een hersentumor. De vector wordt door infusie (50-68 uur) via katheters ingebracht in of rond de tumor. Deze toediening vindt plaats in een isolatiekamer. Vierentwintig uur na de toediening wordt de patiënt overgebracht naar een verpleegruimte zonder inperkende maatregelen. Risico’s die bij deze klinische studie eventueel kunnen optreden hebben betrekking op de pathogeniteit van de vector, de kans op uitscheiding (‘shedding’) van het ggo en de kans op recombinatie met wildtype adenovirussen.
De vector is gebaseerd op wildtype adenovirus serotype 5 en kan slechts in tumorcellen effectief repliceren. Gezien de aard van het ggo is de COGEM van mening dat het ggo verzwakt is ten opzichte van het oudervirus.
Na toediening van het ggo aan de patiënt, kan niet uitgesloten worden dat het ggo zich vanuit de hersenen verspreidt naar andere delen van het lichaam. Hoewel het lichaam het ggo snel zal inactiveren, valt shedding naar de mening van de COGEM niet geheel uit te sluiten.
Daarnaast is er een ‘worst-case’ scenario waarbij recombinatie van het ggo met een wildtype adenovirus optreedt, wat theoretisch zou kunnen leiden tot de vorming van een replicerend adenovirus met een verhoogd gastheerbereik. Of de risico’s van een infectie met een dergelijk virus groter zijn dan van een infectie met een wildtype adenovirus, is moeilijk te voorspellen.
De risico’s van shedding van het ggo en van de theoretische recombinant zijn in de isolatiekamer verwaarloosbaar klein gezien de voorzorgsmaatregelen, waaronder het dragen van beschermende kleding. De COGEM is echter van mening dat buiten de isolatiekamer aanvullende voorzorgsmaatregelen noodzakelijk zijn om de kans op infectie met de potentiele recombinant bij derden te verkleinen. De COGEM adviseert om de patiënten dagelijks te testen op shedding van virale sequenties. Totdat shedding niet meer waargenomen wordt, dient de patiënt verpleegd te worden op een eenpersoonskamer en dienen verzorgers en bezoekers in deze ruimte mondkapjes te dragen.
Onder deze voorwaarde meent de COGEM dat de risico’s van deze klinische studie voldoende geminimaliseerd zijn om een vergunning te rechtvaardigen. De COGEM signaleert dat de risicobeoordeling in dit geval tot een andere afweging heeft geleid dan gebruikelijk.