Ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde sluipwespen (Nasonia vitripennis)
De COGEM is verzocht te adviseren over het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde sluipwespen (Nasonia vitripennis). Nasonia vitripennis komt overal ter wereld voor. Het is een parasitoïde sluipwesp van verschillende soorten vliegen. De vrouwtjeswespen leggen hun eieren in de poppen van deze vliegen die op organisch materiaal zoals rottend vlees en uitwerpselen te vinden zijn.
De aanvrager wil het gedrag van N. vitripennis onderzoeken. De D-I ruimte is voorzien van een sluis die wordt afgesloten door een deur en een gordijn van insectengaas. De sluipwespen worden in insectenkooien, buizen of flessen gehouden. Voordat deze geopend worden, worden de insecten geïmmobiliseerd met behulp van CO2 .
Na afloop van het experiment worden de sluipwespen gedood door autoclavering. Ook alle materialen die met de gg-sluipwespen in aanraking kunnen zijn geweest worden geautoclaveerd. Voor transport naar de elders in het gebouw aanwezige autoclaaf moeten de sluipwespen en de eventueel in de gebruikte materialen aanwezige sluipwespen door bevriezing geïmmobiliseerd worden. Transport van deze materialen naar de autoclaaf vindt plaats in goed afgesloten zakken of containers.
De COGEM wijst erop dat er tijdens eventuele onvoorziene incidenten waarbij gg-sluipwespen voortijdig zijn bijgekomen of mogelijk zijn ontsnapt speciale aandacht noodzakelijk is om te voorkomen dat gg-sluipwespen via werkkleding en dergelijke buiten het verblijf gebracht zouden kunnen worden.
De COGEM is van mening dat wanneer de werkzaamheden met genetisch gemodificeerde N. vitripennis sluipwespen in een D-I ruimte worden uitgevoerd die is aangepast aan werkzaamheden met gg-insecten en wanneer daarbij enkele aanvullende maatregelen in acht genomen worden, de risico’s van werkzaamheden met deze gg-sluipwespen voor mens en milieu verwaarloosbaar klein zijn.