Vaccinontwikkeling voor humane influenza type H5N1
De COGEM is verzocht te adviseren over een verzoek tot wijziging van de bestaande vergunning IG 04-066. De aanvrager is van plan laboratoriumhandelingen uit te voeren met recombinante influenza A virussen die gebaseerd zijn op de laboratoriumstam A/PR/8/34 en de HA en NA- genen van hoogpathogene influenza A virussen. Doel van het onderzoek is vaccinontwikkeling tegen het H5N1 influenzavirus. De aanvrager verzoekt om de experimenten omlaag te schalen naar ML-II inperkingsniveau en één van de aanvullende voorschriften, het dragen van een mond- en neuskapje én een beschermende bril, te laten vervallen. De COGEM is van mening dat, conform haar eerdere advies (CGM/050201-01), de beoogde experimenten op ML-II inperkingsniveau uitgevoerd kunnen worden. Bij het werken in een veiligheidskabinet valt niet volledig uit te sluiten dat laboratoriummedewerkers door spatten of aërosolvorming besmet raken met het recombinante influenzavirus. Vaccinaties kunnen niet garanderen dat medewerkers vrij zijn van Influenza A virussen. Hierdoor ontstaat een geringe kans dat de HA en NA genen van het recombinante vaccinvirus gecombineerd worden met genoomsegmenten van andere influenzavirussen. Ook zal het gebruikte vaccin niet gericht zijn tegen H5N1 en kan de medewerker het recombinante virus overdragen aan anderen. De COGEM acht het niet aannemelijk dat dit nieuwe ontstane virus een sterk verhoogde pathogeniteit heeft. Het valt echter niet uit te sluiten dat het replicatievermogen en daarmee het transmissievermogen van een dergelijk virus toeneemt waardoor de kans op het ontstaan van mutanten met ongewenste eigenschappen wordt verhoogd. Om het risico van verspreiding te minimaliseren is de COGEM daarom van mening dat het voorschrift voor het dragen van een mond- en neuskapje én een beschermende bril gehandhaafd moet blijven.