Teelt, import en verwerking van gg-zetmeelaardappel BPS-A1020-5
De COGEM is gevraagd te adviseren over teelt, import en verwerking van de genetisch gemodificeerde zetmeelaardappel BPS-A1020-5. Deze aardappel bevat een construct waardoor het amylose-gehalte van de aardappel wordt verlaagd en het amylopectine-gehalte wordt verhoogd. Daarnaast brengt BPS-A1020-5 het csr1-2 gen tot expressie waardoor BPS-A1020-5 minder gevoelig is voor imidazolinone herbiciden. Hierdoor kunnen deze herbiciden in het transformatieproces worden gebruikt voor het selecteren van transgene aardappelplanten.
Voor zijn verspreiding en overleving maakt Aardappel gebruik van zaden en knollen. Zaailingen zijn klein en zwak. Door hun geringe concurrentiekracht zijn zij in het algemeen niet in staat zich in een opvolgend gewas te handhaven en knollen te vormen of zaden te produceren. Aardappelknollen zijn vorstgevoelig. Eventuele opslagplanten uit zaad of knollen moeten bovendien in het kader van de verplichte bestrijding van Phytophthora infestans worden vernietigd.
Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de ingebrachte eigenschappen het verwilderingspotentieel van Aardappel vergroten. Aardappel kan in Nederland wel uitkruisen naar andere aardappelrassen, maar niet naar wilde verwanten.
De COGEM is van mening dat moleculaire karakterisering van BPS-A1020-5 aan alle eisen voldoet en geen reden geeft om nadelige effecten te verwachten. Daarbij zijn er geen redenen om aan te nemen dat de ingebrachte eigenschappen een nadelig effect op niet-doelwitorganismen zullen hebben.
Gezien het bovenstaande acht de COGEM de risico’s voor mens en milieu van de teelt van Aardappel BPS-A1020-5 verwaarloosbaar klein. De COGEM vindt echter wel dat het General Surveillance plan op een aantal punten verbeterd kan worden.
Omdat andere instanties een voedselveiligheidsbeoordeling uitvoeren, heeft de COGEM bij deze vergunningaanvraag de risico’s van incidentele consumptie niet beoordeeld.