Pathogeniteitsclassificatie van de Escherichia coli bacteriestam Nissle 1917
De COGEM is gevraagd om te adviseren over de pathogeniteitsklasse van de bacteriestam Escherichia coli Nissle 1917 (EcN), en de plaatsing van deze stam op Bijlage 2, lijst A1 van de Regeling ggo. E. coli komt voornamelijk voor in de darmflora van warmbloedigen zoals de mens. Binnen de bacteriesoort E. coli zijn zowel pathogene als apathogene varianten te onderscheiden.
De E. coli bacteriestam EcN is in de Eerste Wereldoorlog tijdens een diarree-uitbraak geïsoleerd uit de ontlasting van een soldaat die als enige van zijn eenheid geen symptomen ontwikkelde. EcN beschikt over een sterke groeiremmende activiteit voor andere bacteriën en wordt al meer dan 100 jaar ingezet als probioticum ter voorkoming of behandeling van verschillende gastro-intestinale aandoeningen in pasgeborenen, kinderen en volwassenen (waaronder patiënten met gastro-intestinale aandoeningen). EcN beschikt over verschillende fitnessverhogende eigenschappen, en produceert verschillende sideroforen, twee microcines en het genotoxische colibactin, maar geen andere klassieke virulentiefactoren.
De stam heeft een lange historie van veilig gebruik. Er zijn bij de COGEM geen aanwijzingen bekend dat E. coli Nissle 1917 infecties veroorzaakt bij dier, mens of plant. Wel kan het colibactin DNA schade veroorzaken in eukaryote cellen en is het in verband gebracht met het ontstaan van darmkanker. De COGEM adviseert daarom om E. coli Nissle 1917 in te delen in pathogeniteitsklasse 1, maar niet op te nemen in Bijlage 2, lijst A1 van de Regeling ggo.