Omlaagschaling van werkzaamheden met cellen of weefsels afkomstig van muizen 7 dagen na infectie met gg-HAdV5
De COGEM is gevraagd te adviseren over de omlaagschaling van werkzaamheden met cellen en weefsels afkomstig van muizen die geïnfecteerd zijn geweest met genetisch gemodificeerde (gg-) humane adenovirus serotype 5 (HAdV5) vectoren, van ML-II naar ML-I. De COGEM is specifiek gevraagd of uitgesloten kan worden dat zeven dagen na toediening van de gg-HAdV5 vectoren nog adenovirale deeltjes aanwezig zijn, ook wanneer bij de toediening aan de muizen mogelijk onbedoeld replicatie-competent adenovirus (RCA) in het preparaat aanwezig is.
Muizen zijn niet-permissief voor humane adenovirussen; dit betekent dat humane adenovirussen wel muizen(cellen) kunnen infecteren en dat genoomreplicatie kan optreden, maar dat de synthese van de eiwitten die nodig zijn om nieuwe virusdeeltjes te vormen, in de muizencel geblokkeerd is. Verschillende studies tonen aan dat het aantal toegediende humane adenovirus-vectoren snel afneemt in bloed van muizen. Ook vernietigt het immuunsysteem van muizen HAdV-geïnfecteerde cellen, waardoor verspreiding van HAdV gelimiteerd blijft.
De bovenstaande factoren in overweging nemende, acht de COGEM de kans verwaarloosbaar klein dat er een week na infectie van (gg-)muizen met gg-HAdV5 vectoren nog gg-HAdV5 vectoren aanwezig zullen zijn in de gg-muizen, ook wanneer de vectorbatch mogelijk RCA bevatte. De COGEM is derhalve van oordeel dat omlaagschaling van de voorgenomen werkzaamheden van ML-II naar ML-I een verwaarloosbaar klein risico oplevert voor mens en milieu.