Publicaties

Omlaagschaling van in vitro laboratoriumwerkzaamheden met dierpathogene arbovirussen

Adviezen | 30.06.2014 | CGM/140630-01

Volgens de Regeling GGO worden in vitro en in vivo laboratoriumwerkzaamheden met genetische gemodificeerde dierpathogene virussen, die tot pathogeniteitsklasse 3 behoren standaard ingeschaald op respectievelijk inperkingsniveau ML-III en DM-III. Strikt dierpathogene virussen zijn alleen ziekteverwekkend in dieren en een deel van deze virussen wordt alleen via insecten van dier op dier overgedragen. Dit zijn de zogenaamde dierpathogene arbovirussen.
De COGEM wijst er op dat bij in vitro laboratoriumwerkzaamheden geen proefdieren betrokken zijn waarin dierpathogene arbovirussen zich kunnen vermenigvuldigen en waarop insecten een bloedmaal zouden kunnen nemen. Tevens acht de COGEM de kans zeer klein dat het benodigde insect in een ML-II laboratorium terecht komt, daaruit ontsnapt en zijn weg terug vindt naar de vrije natuur. De kans dat dierpathogene arbovirussen via een insect uit het laboratorium in het milieu terecht komen, acht zij hierdoor verwaarloosbaar klein. De COGEM ziet voor in vitro laboratoriumwerkzaam-heden met dit type virussen derhalve geen toegevoegde waarde van een ML-III inperkingsniveau boven een ML-II inperkingsniveau.
Concluderend adviseert de COGEM in vitro laboratoriumwerkzaamheden met gg- dierpathogene arbovirussen die behoren tot pathogeniteitsklasse 3 en alleen via insecten overgedragen worden op ML-II inperkingsniveau in te schalen. De COGEM is van mening dat op dit inperkingsniveau en onder de standaard geldende werk- en inrichtingsvoorschriften de veiligheid voor mens en milieu afdoende is gewaarborgd.
 

Download publicatie