Klinische studie met een conditioneel-replicerende adenovirale vector als aanvullende behandeling van prostaatkanker
De COGEM is verzocht te adviseren over een klinische studie fase I waarbij een zogenaamde conditioneel- replicerende adenovirale vector wordt toegediend aan patiënten met prostaatkanker. De vector wordt via vier injecties direct in de prostaat geïnjecteerd. De risico’s die bij deze klinische studie eventueel kunnen optreden hebben betrekking op de pathogeniteit van de vector, de kans op uitscheiding (‘shedding’) van het ggo en de kans op recombinatie met wildtype adenovirussen.
De vector is gebaseerd op wildtype adenovirus serotype 5 en kan alleen in de prostaat effectief repliceren. Het genetisch gemodificeerde virus mist enkele genen die nodig zijn voor efficiënte replicatie en voor remming van het afweersysteem. Het virus bevat verder geen eiwitcoderend transgen. Hierdoor is de COGEM van mening dat de adenovirale vector verzwakt is ten opzichte van het oudervirus.
De patiënten mogen direct na de behandeling het ziekenhuis verlaten. In theorie kan het virus zich vanuit de patiënt in het milieu verspreiden en derden infecteren. Het virus kan zich echter niet repliceren buiten de prostaat en zal snel door het afweersysteem onschadelijk gemaakt worden. De COGEM is daarom van mening dat de risico’s van verspreiding verwaarloosbaar klein zijn.
De COGEM acht de kans op het ontstaan van een recombinant virus tijdens de productiefase of na toediening in de patiënt (vanwege de mogelijke aanwezigheid van een wildtype virus in de patiënt) aanwezig. Echter, in het uiterste geval leidt recombinatie tot een virus met een normaal (wildtype) replicatieprofiel en daarbij passende pathogeniteit. Dergelijke virussen circuleren altijd in de samenleving en leiden in de huidige situatie niet tot extra risico’s.
Op basis van bovenstaande gegevens is de COGEM van mening dat de milieurisico’s verbonden aan deze klinische studie met een conditioneel-replicerend humaan adenovirus verwaarloosbaar klein zijn.