Publicaties

Inschaling van in vivo werkzaamheden met gg-rabiesvirusvaccin

Adviezen | 03.09.2014 | CGM/140903-03

De COGEM is verzocht te adviseren over de inschaling van in vivo werkzaamheden met het gg-rabiësvirusvaccin, ORA-DPC. De aanvrager wil voor de ontwikkeling van een rabiësvirusvaccin muizen vaccineren met ORA-DPC en de beschermende werking van dit vaccin testen door de muizen na vaccinatie bloot te stellen aan het wildtype rabiësvirus (RABV). De aanvrager verzoekt hierbij de open handelingen buiten een veiligheids-kabinet klasse II uit te mogen voeren.
Het RABV wordt hoofdzakelijk overgebracht door een beet, lik of krab van een besmet dier. Een beet van een besmette hond is voor de mens de belangrijkste oorzaak van een besmetting met het RABV. In zoogdieren veroorzaakt RABV een ernstige ziekte. De enige vorm van behandeling is toediening van een RABV-specifiek vaccin of antilichamen direct na een mogelijke besmetting. Als de ziekte zich eenmaal openbaart, is geen adequate behandeling meer mogelijk en leidt RABV in de meeste gevallen tot de dood.
De COGEM adviseert de voorgenomen vaccinatie-experimenten met ORA-DPC en wildtype RABV op DM-III inperkingsniveau in te schalen. Gezien de mogelijke transmissieroutes van RABV en het feit dat de aanvrager de open handelingen buiten een veiligheidskabinet klasse II wil uitvoeren, adviseert de COGEM een aantal aanvullende voorschriften te hanteren om het risico van besmetting van en uitsleep door de medewerker te minimaliseren. Op genoemd inperkingsniveau en onder navolging van de aanvullende voorschriften is de COGEM van mening dat de risico’s van de voorgenomen in vivo werkzaamheden met het gg-rabiësvirusvaccin voor mens en milieu verwaarloosbaar klein is.

Download publicatie