Publicaties

Advies over een protocol voor de detectie van replicatie-competent retrovirus

Adviezen | 03.03.2022 | CGM/220303-01

De COGEM is gevraagd te adviseren over een nieuw protocol om retrovirus dat zich kan vermeerderen (replicatie-competent retrovirus; RCR) te detecteren. Het aantonen van de afwezigheid van RCR is vereist, om met gemodificeerde menselijke cellen die behandeld zijn (getransduceerd) met retrovirale vectoren op het laagste inperkingsniveau te mogen werken.

Het voorgestelde protocol bepaald de afwezigheid van RCR op basis van de activiteit van het virale enzym Reverse Transcriptase (RT), dat in RCR aanwezig is. RT enzymen zetten RNA-moleculen om in DNA-moleculen. Het protocol beschrijft een test waarbij RNA-moleculen worden toegevoegd aan de vloeistof waarin de cellen groeien (kweekvloeistof). Indien RCR aanwezig is zal het RT enzym het toegevoegde RNA omzetten in DNA; dit kan worden aangetoond door middel van een qPCR test. Het kweekvloeistof wordt op twee momenten getoetst: direct na de transductie van de cellen en een langere tijd na de transductie.

De COGEM merkt op dat het toetsen van het kweekvloeistof direct na transductie een goede positieve controle zou zijn dit protocol. De COGEM is van oordeel dat het voorgestelde protocol bij correct gebruik een geschikte methode is om RCR te detecteren in retroviraal getransduceerde menselijke cellen. De COGEM is van oordeel dat indien het kweekvloeistof van deze cellen in de  qPCR test een resultaat geeft van Ct-waarde > 40, er op het laagste inperkingsniveau met deze cellen gewerkt kan worden. De COGEM merkt op dat zij de resultaten van een lopend onderzoek naar detectiemethoden voor RCR afwacht, alvorens generiek te adviseren over het gebruik van deze of vergelijkbare testen voor de detectie van RCR.

Download publicatie