Advice on the import and processing of GM maize MZIR260
De COGEM is gevraagd te adviseren over de mogelijke milieurisico’s van import en verwerking van de genetisch gemodificeerde (gg-)maïs MZIR260. In deze maïslijn zijn de genen eCry1Gb.1Ig-03 en pmi-15 ingebracht met behulp van de bacterie Agrobacterium tumefaciens. Het samengestelde eiwit, eCry1Gb.1Ig-03, zorgt voor bescherming tegen de vraat door verschillende vlinderachtigen en het eiwit PMI zorgt ervoor dat de gg-maïs mannose als koolstofbron kan gebruiken, wat tijdens het ontwikkelingsproces is ingezet om de gemodificeerde planten te selecteren.
In Nederland is verwildering van maïsplanten nooit waargenomen. Bovendien komt de wilde verwant van maïs, teosinte, niet in de Nederlandse natuur voor. Hierdoor kunnen de ingebrachte genen zich niet verspreiden in het milieu. De moleculaire karakterisering van MZIR260 voldoet aan de eisen van de COGEM. Er zijn geen aanwijzingen dat de expressie van de nieuwe genen ervoor zou zorgen dat deze gg-maïs zou kunnen verwilderen.
Op basis van deze gegevens concludeert de COGEM dat de milieurisico’s van de import en verwerking van gg-maïs MZIR260 in Nederland verwaarloosbaar klein zijn. De beoordeling van voedselveiligheid valt buiten het advies van de COGEM, omdat dit door andere instanties wordt uitgevoerd. Daarom heeft de COGEM de mogelijke risico’s van incidentele consumptie van deze maïs niet meegenomen in haar advies.