Publicaties

Ontwikkelingsstadia en levensvatbaarheid hybride planten

Adviezen | 30.09.2010 | 100930-01

Planten die zijn vervaardigd met behulp van celfusie of protoplastfusie worden aangemerkt als genetisch gemodificeerd organisme (ggo). Deze planten kunnen uitgezonderd worden van de ggo-regelgeving, als de ouders kunnen kruisen met behulp van conventionele veredelingsmethoden. Hiervoor worden de nakomelingen van een kruising tussen twee ouderplanten op fenotype of genotype geanalyseerd. Dit kan op verschillende ontwikkelingsstadia worden uitgevoerd. De analyses vormen het bewijs dat de twee ouderplanten waarmee celfusie is uitgevoerd, met elkaar kunnen kruisen. VROM heeft vanuit deze context de COGEM verzocht de vraag te beantwoorden wanneer een hybride embryo of kiemplant de mogelijkheden heeft om uit te groeien tot een volwassen plant.

Niet alle kruisingen tussen verwante plantensoorten zijn mogelijk. Dit is het gevolg van kruisingsbarrières die bevruchting of de ontwikkeling van het embryo tegenhouden. Celdeling en differentiatie zijn nodig voor de juiste ontwikkeling van een plantenembryo. De COGEM is van mening dat het stadium dat een goede mogelijkheid heeft om uit te groeien tot een volwassen plant, een levensvatbaar embryo is dat gedifferentieerde weefsels bevat waarin zaadlob en wortel te onderscheiden zijn, en dat verder opgekweekt kan worden met behulp van conventionele veredelingstechnieken. Hierbij geldt het torpedovormige stadium bij Arabidopsis thaliana als voorbeeld voor de tweezaadlobbigen. Voor eenzaadlobbigen en naaktzadigen wordt een equivalent differentiatiestadium aangehouden. Op basis van de ervaring van experts blijkt dat er in het genoemde stadium zoveel ontwikkelingsbarrières overwonnen zijn, dat de kans erg groot is dat het embryo uit zal groeien tot een volwassen plant.

Download publicatie