Publicaties

Inschaling van handelingen met een translentiviraal vectorsysteem

Adviezen | 26.07.2007 | 070726-01

De COGEM is verzocht te adviseren over handelingen met een ‘translentiviraal vectorsysteem’. De aanvrager is voornemens om erfelijk materiaal van mens en muis tot expressie te brengen in animale cellen met behulp van de vector. Vervaardiging van het systeem maakt geen deel uit van de aanvraag.
 Normaliter dienen handelingen met volvirulente genetisch gemodificeerde lentivirussen plaats te vinden op inperkingsniveau ML-III. De aanvrager verzoekt om de werkzaamheden uit te mogen voeren op het lagere niveau ML-II.
Bij de risicoanalyse is het belangrijk om te beoordelen of bij de productie van de vector volvirulent Human immunodeficiency virus type 1 (HIV-1) of een replicatiecompetent lentivirus gevormd kan worden. Een dergelijk virus zou zich mogelijk kunnen verspreiden wanneer laboratoriummedewerkers geïnfecteerd raken met de vector. 
De COGEM acht de kans op vorming van volvirulent HIV-1, of een replicatiecompetent virus, verwaarloosbaar klein. Bij de productie van de vector wordt namelijk gebruik gemaakt van een systeem waarbij de virale genen over een aantal plasmiden verspreid liggen. Hierdoor is de kans op vorming van replicatiecompetent virus door recombinatie verwaarloosbaar klein. Daarnaast zijn enkele HIV-1 genen afwezig in het productiesysteem en wordt de zogenaamde gag-pol structuur, die noodzakelijk is voor de vorming van een replicatiecompetent virus, niet gevormd.
 Dit alles maakt dat de COGEM van mening is dat de werkzaamheden kunnen plaatsvinden op ML-II niveau met in acht neming van aanvullende voorschriften, zoals het dragen van handschoenen.

Download publicatie