Inperkingsmaatregelen voor werkzaamheden met genetisch gemodificeerde Arachis pintoi, Setaria viridis, en Portulaca oleracea
De COGEM is gevraagd om te adviseren over de benodigde inperkingsmaatregelen bij werkzaamheden met de genetisch gemodificeerde (gg-)plantensoorten Arachis pintoi (pinto pinda), Setaria viridis (Groene naaldaar), en Portulaca oleracea (Postelein), in verband met de plaatsing van deze plantensoorten op Bijlage 7 van de Regeling ggo. De pinto pinda komt oorspronkelijk uit Brazilië en wordt in Nederland niet aangetroffen. Ook komen in Nederland geen verwante soorten voor waarmee A. pintoi kan kruisen. Bevruchting vindt voornamelijk plaats door insectenbestuiving of zelfbestuiving. De zaden worden gevormd in een peul, die zich onder de grond bevindt. Groene naaldaar is een veelvoorkomende inheemse soort en ook Postelein heeft zich in Nederland algemeen verspreid. Bestuiving van Groene naaldaar vindt plaats via de wind en ook kan zelfbestuiving optreden. Postelein is voornamelijk een zelfbestuiver, maar bepaalde cultivars kunnen door insecten bestoven worden. Beide planten vormen zeer veel zeer kleine zaden. Bij Postelein bevinden de zaden zich in doosvrucht die opent wanneer deze rijp is. Het bovenstaande in overweging nemende, is de COGEM van oordeel dat aanvullende inperkingsmaatregelen bij werkzaamheden in kassen en plantencellen met gg-A. pintoi niet noodzakelijk zijn. Voor werkzaamheden met gg-S. viridis en P. oleracea adviseert de COGEM om naast de standaard inperkingsmaatregelen, aanvullende maatregelen te nemen om bestuiving via wind (voor S. viridis) of insecten (voor P. oleracea) en zaadverspreiding te voorkomen.