Classificatie van Canine distemper virus
De COGEM is gevraagd te adviseren over de classificatie van het Canine distemper virus (CDV). Tevens is zij verzocht advies uit te brengen over het inperkingsniveau waarop in vitro en in vivo werkzaamheden met genetisch gemodificeerde CDV stammen ingeschaald dienen te worden.
CDV veroorzaakt ziekte in wilde en gedomesticeerde dieren van de orde Carnivora, waaronder honden. In veel gevallen is het ziekteverloop zeer ongunstig en zal de geïnfecteerde gastheer sterven aan de infectie of hier blijvend letsel aan overhouden. Een infectie van mensen met CDV is nog nooit aangetoond.
Het virus is enzoötisch (in het milieu) aanwezig. In de Nederlandse hondenpopulatie speelt CDV geen rol meer vanwege de beschikbaarheid van een effectief vaccin. Om die redenen adviseert de COGEM CDV te classificeren als een klasse 2 dierpathogeen. Gebaseerd op deze indeling kan zij instemmen met de door aanvrager voorgestelde inschaling van de in vitro werkzaamheden op inperkingsniveau ML-II. Gezien het aërogene karakter van het virus vindt de COGEM dat open handelingen in een veiligheidskabinet uitgevoerd worden. Daarnaast adviseert de COGEM het dragen van handschoenen tot over de mouw van de werkkleding verplicht.
Voor de in vivo werkzaamheden kan de COGEM instemmen met het door aanvrager voorgestelde inperkingsniveau DM-III onder de aanvullende voorwaarde dat de dieren worden gehuisvest in een onderdrukisolator die voorzien is van een HEPA-filter dat gelijktijdig met de isolator kan worden gedesinfecteerd.
Op genoemde inperkingsniveaus en onder navolging van de aanvullende voorschiften is de COGEM van mening dat de risico’s van de voorgenomen werkzaamheden voor mens en milieu verwaarloosbaar klein zijn.