Assessment of an EFSA opinion on the cultivation of Bt11 maize
De COGEM is gevraagd te adviseren betreffende een advies van de European Food Safety Authority (EFSA) over teelt, veevoedergebruik en verwerking van de genetische gemodificeerde maïslijn Bt11. De Europese Commissie heeft de EFSA om een oordeel gevraagd omdat verschillende lidstaten, waaronder Nederland, vragen hadden gesteld na beoordeling van deze maïslijn. Mede op basis van dit advies zal de Nederlandse positie bij stemming van de lidstaten van de Europese Unie worden bepaald. De Bt11 maïslijn is door de inbouw en de expressie van het cry1Ab gen minder gevoelig voor plaaginsecten, met name de Europese maïsboorder. Daarnaast is Bt11 resistent tegen het herbicide glufosinaat ammonium als gevolg van expressie van het bacteriële pat gen. Maïs kent geen wilde verwanten in Nederland en opslag van maïsplanten is hier niet van landbouwkundige betekenis. Verwildering van maïs in Nederland is nog nooit waargenomen. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de modificatie het verwilderingspotentieel vergroot. De ingebrachte genen en de genproducten kennen een geschiedenis van veilig gebruik. De vragen die Nederland eerder had gesteld over de effecten op niet-doelorganismen en persistentie van het Cry1Ab eiwit in de bodem bij beoordeling van het desbetreffende marktdossier, zijn in het EFSA advies afdoende beantwoord. De COGEM acht derhalve de risico’s voor mens en milieu bij de teelt, veevoedergebruik en verwerking van onderhavige maïslijn verwaarloosbaar klein.