Lopend advies en signalering

Experimentele onderbouwing van COGEM formule reductie vrije lentivirale vectordeeltjes

Binnen het biomedisch onderzoek wordt veel gebruik gemaakt van virale vectoren die zijn afgeleid van lentivirussen. Eén van de overwegingen in de risicoanalyse is of na transductie van cellen of weefsel nog zogenaamde vrije lentivirale vectordeeltjes aanwezig zijn. Blootstelling van derden (zoals laboratoriummedewerkers) aan vrije vectordeeltjes moet voorkomen worden, omdat ze bij besmetting mogelijk zouden kunnen leiden tot schadelijke effecten. De aanwezigheid van vrije vectordeeltjes en hun uiteindelijke concentratie is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de halfwaardetijd van de virusvector en het aantal wasstappen van de cellen na infectie.

In 2009 heeft de COGEM een formule opgesteld om de afname van het aantal vrije lentivirale vectordeeltjes in een preparaat te kunnen berekenen (COGEM advies CGM/090331-03). Sommige elementen in deze formule berusten op theoretische aannames, zoals de omvang van de reductie van vrije virusdeeltjes door wasstappen. De halfwaardetijd van lentivirale vectordeeltjes gepseudotypeerd met het VSV-G envelopeiwit is bekend, maar tegenwoordig worden ook vectoren gebruikt die gepseudotypeerd zijn met andere (virale) eiwitten, en van deze vectordeeltjes zijn geen halfwaardetijden gepubliceerd.

Ter verdere verbetering van de milieurisicobeoordeling heeft de COGEM daarom onder meer laten onderzoeken wat de halfwaardetijden zijn van een aantal van de meest toegepaste gepseudotypeerde lentivirale vectordeeltjes en wat de daadwerkelijke reductie is van het aantal vectordeeltjes na wasstappen. Gezien de toepassing van lentivirale vectoren om hematopoïetische stamcellen en T-cellen te modificeren (zoals bij de productie van CAR T-cellen), en deze cellen vervolgens aan patiënten toe te dienen, heeft de COGEM ook laten onderzoeken in welke mate pseudotyperingen leiden tot complement-gemedieerde inactivatie van de vectordeeltjes, en of deze vectordeeltjes al dan niet trypsine-resistent zijn.

Aan de hand van de verkregen resultaten kan voor de verschillende pseudotyperingen vastgesteld worden met welke waarden in de formule rekening gehouden moet worden.