Inschaling van tamiflu-resistente gg-influenza A (H1N1) virussen
Oseltamivir (tamiflu) wordt beschouwd als een belangrijk antiviraal middel om de impact van een uitbraak van een pandemische influenzavariant te beperken. Tot voor kort was de incidentie van oseltamivir-resistentie onder influenza virussen laag en was het effect van oseltamivir bij een pandemie gewaarborgd. Tijdens het seizoen 2007-2008 is bij het influenza A subtype H1N1 het percentage oseltamivir-resistente virussen in Nederland echter onverwacht gestegen tot 27%. Deze plotselinge ontwikkeling van resistentie kan implicaties hebben voor het nut van oseltamivir.
Bij de ontwikkeling van oseltamivir resistentie zijn minimaal twee puntmutaties in het zogenaamde neuraminidase (NA) enzym van het influenza virus betrokken. De aanvrager wil het effect van deze twee mutaties en eventuele additionele puntmutaties in het NA gen onderzoeken om de plotselinge toename van oseltamivir-resistentie te kunnen verklaren. Hij wil deze mutaties aanbrengen in veldisolaten van het H1N1 virus uit de periode 2006-2007 en 2007-2008. De aanvrager heeft verzocht om de voorgenomen in vitro handelingen uit te mogen voeren op ML-II inperkingsniveau.
In onderhavige studie is de COGEM van mening dat de veiligheid voor mens en milieu op ML-II inperkingniveau alleen gewaarborgd kan worden als de te construeren recombinante H1N1 virussen voldoen aan twee voorwaarden. Ten eerste dienen de aan te brengen punt-mutaties in het NA gen beperkt te zijn tot mutaties die voorkomen in de huidig circulerende laagpathogene H1N1 virussen. Bovendien moet voorkomen worden dat de mutaties ertoe leiden dat het recombinant virus naast de oseltamivir-resistentie, tevens resistentie verwerft tegen een ander antiviraal middel. Met inachtneming van gestelde voorwaarden, inperkingmaatregelen en enkele aanvullende voorschriften is de COGEM van mening dat de risico’s van de geplande in vitro handelingen voor mens en milieu verwaarloosbaar klein zijn.