Publicaties

Inschaling van handelingen met lentiviraal getransduceerde stamcellen in associatie met apen

Adviezen | 10.07.2006 | 060710-01

De COGEM is gevraagd te adviseren over werkzaamheden met beenmergcellen die geïnfecteerd zijn met derde generatie lentivirale vectoren. Deze cellen worden getransplanteerd in bestraalde apen. De aanvrager heeft verzocht de werkzaamheden met de apen te mogen uitvoeren op DM-II in plaats van DM-III inperkingsniveau.
De COGEM heeft driemaal eerder deels negatief geadviseerd over deze aanvraag. Onder andere was niet uit te sluiten dat vrije replicatiedeficiënte lentivirale vectordeeltjes afkomstig uit het oorspronkelijke inoculum in het transplantaat aanwezig zouden zijn op het moment van toediening aan de apen. Naar aanleiding hiervan heeft de aanvrager nieuwe informatie aangeleverd. Hieruit concludeert de COGEM dat de gehanteerde methode waarmee de reductie van vrije lentivirale vectordeeltjes bewerkstelligd wordt, adequaat is wanneer de te transplanteren stamcellen met een inoculumdosis van maximaal 3,4 x 107 vectordeeltjes getransduceerd worden. In deze situatie adviseert de COGEM dat handelingen met apen op DM-II niveau kunnen plaatsvinden. Indien de inoculumdosis hoger is, dienen de werkzaamheden, bij de beschreven kweek- en wasprocedure, in een DM-III verblijf plaats te vinden.
Daarnaast heeft de aanvrager aangevraagd om bepaalde analyses (flow cytometrie) met cellen afkomstig van de apen niet op ML-II niveau maar buiten inperking uit te voeren. Hierover adviseert de COGEM dat handelingen met cellen die gefixeerd zijn in een 4% paraformaldehyde oplossing buiten inperking kunnen plaatsvinden aangezien deze oplossing (getransduceerde) cellen inactiveert.
Verder acht de COGEM de door Bureau GGO opgestelde aanvullende voorschriften voldoende om eventuele risico’s voor mens en milieu verwaarloosbaar klein te maken.

Download publicatie