Classificatie van Hepatitis E virus en inschaling van werkzaamheden met genetisch gemodificeerd HEV
De COGEM is gevraagd te adviseren over de classificatie van het Hepatitis E virus (HEV). Tevens is zij verzocht advies uit te brengen over de inschaling van werkzaamheden met genetisch gemodificeerd (gg-)HEV. In patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, kan een HEV infectie ernstige gevolgen hebben. De aanvrager wil een kweeksysteem ontwikkelen om het effect van verschillende afweeronderdrukkende medicijnen op het HEV-infectieproces te evalueren en karakteriseren.
Er bestaan vier verschillende HEV genotypen. Het HEV1 en HEV2 komen uitsluitend voor bij mensen en worden verspreid via besmet water. HEV3 en HEV4 hebben een breder gastheerbereik en komen vooral voor bij dieren. Mensen zijn te beschouwen als incidentele gastheer van deze virussen. De aanvrager zal voor zijn werkzaamheden gebruik maken van volvirulente HEV3 virusdeeltjes en op HEV3 gebaseerde replicons. Deze replicons kunnen zich in zoogdiercellen vermenigvuldigen maar vormen geen infectieuze deeltjes.
HEV 3 geeft een mild ziektebeeld en is endemisch in Nederland aanwezig. Gezien de orale transmissie route en er geen transmissie van mens tot mens wordt waargenomen, acht de COGEM het onwaarschijnlijk dat HEV3 zich zal verspreiden onder de bevolking. Op basis van deze eigenschappen adviseert de COGEM HEV3 in pathogeniteitsklasse 2 in te schalen.
Gebaseerd op bovenstaande classificatie adviseert de COGEM de kloneringswerkzaamheden en de werkzaamheden met de HEV3 gebaseerd replicons op ML-I inperkingsniveau uit te voeren. Voor de werkzaamheden met infectieuze volvirulente HEV3 deeltjes adviseert de COGEM een ML-II inperkingsniveau. Op genoemd inperkingsniveau en onder navolging van enkele aanvullende voorschriften acht de COGEM de risico’s verbonden aan voorgenomen werkzaamheden voor mens en milieu verwaarloosbaar klein.