Publicaties

Adenovirale vectoren in apen

Adviezen | 16.12.2002 | 021216-03

Adenovirussen komen van nature voor in rhesusapen en chimpansees en bezitten de eigenschap om latent in organismen aanwezig te blijven. Door het gebruik van adenovirale vectoren in apen kunnen er risico’s ontstaan met betrekking tot reactivatie, mobilisatie en uiteindelijk verspreiding in het milieu. Gezien deze problematiek brengt de COGEM advies uit over mogelijke implicaties op de risico-analyse van de toepassing van adenovirale vectoren in apen. De COGEM is van mening dat de risico’s voor mens en milieu betreffende het gebruik van adenovirale vectoren in rhesusapen en chimpansees verwaarloosbaar klein zijn, mits inperkende maatregelen in acht worden genomen zoals het monitoren op uitscheiding van adenovirussen. Nadat met behulp van een gevalideerde detectiemethode (PCR) aangetoond is dat er geen virusuitscheiding meer optreedt, is het terugplaatsen van de adenovirale geïnfecteerde apen naar een lager inschalingsniveau aanvaardbaar. Tevens signaleert de COGEM dat het hier experimenten betreft die ethische en maatschappelijke vragen oproepen. De COGEM pleit ervoor om de overwegingen die ten grondslag liggen aan de door de Dierexperimentencommissie te maken keuzen openbaar te maken.

Download publicatie