Lopend onderzoeksproject

Inventarisatie wetenschappelijke kennis over endogene retrovirussen

In het genoom van gewervelde dieren zijn (delen van) zogenaamde endogene retrovirussen (ERV’s) aanwezig. Dit betreffen ‘overblijfselen’ van eerdere infecties met retrovirussen die gedurende de evolutie plaats hebben gevonden en waarbij integratie in het genoom van een kiemcel is opgetreden. De meerderheid van deze ERV’s zijn geïnactiveerd (door mutaties, deleties, of epigenetische modificaties) en coderen niet voor functionele eiwitten. Zo zou 8 tot 10% van het menselijk genoom bestaan uit endogene retrovirale elementen. De endogene retrovirale genen kunnen tot expressie komen, wat kan resulteren in de vorming van retrovirale eiwitten.
In sommige diersoorten worden intacte (of vrijwel intacte) ERV’s aangetroffen, waarin de meeste of zelfs alle retrovirale elementen aanwezig zijn. Of een ERV in staat is om nieuwe infectieuze exogene virussen te vormen, lijkt afhankelijk te zijn van verschillende factoren. Intacte (of vrijwel intacte) ERV’s kunnen bijvoorbeeld infectieuze exogene retrovirussen vormen bij blootstelling aan mutagene agentia, bij langdurige celkweek of na recombinatie met verwante exogene virussen. Soms is de grens tussen ERV’s en exogene retrovirussen moeilijk te trekken. Voor een aantal zoogdierretrovirussen is aangetoond dat zij zowel een endogene als een infectieuze exogene vorm bezitten, zoals het Murine leukemia virus (MuLV) en het Koala retrovirus (KoRV). Daarnaast kunnen ERV’s onder bepaalde laboratoriumomstandigheden spontaan replicatiecompetente virusdeeltjes produceren, zoals is aangetoond voor het Rat leukemia virus (RaLV) na herhaalde passage van embryonale rattencellen.
De aanwezigheid van ERV’s is een complicerende factor in de milieurisicobeoordeling en van invloed op de inschaling van bepaalde laboratoriumwerkzaamheden, omdat het risico bestaat dat bij de experimenten de ERV’s geactiveerd (exogeen) worden, of dat ERV eiwitten tot expressie komen die de in de experimenten gebruikte virale vectoren kunnen complementeren. Verder worden soms ERV-sequenties gebruikt in experimenten, bijvoorbeeld een ERV-envelopgen voor de productie van retrovirale vectordeeltjes. De betreffende ERV kan mogelijk niet tot expressie komen en is daarmee apathogeen, maar dat wil niet zeggen dat het gebruik van een ERV-gen zonder risico is. Ook bij xenotransplantatie van ongefixeerde weefsels kunnen endogene retrovirussen een risico opleveren.

De COGEM wil een literatuurreview laten uitvoeren naar de aanwezige wetenschappelijke kennis over ERV’s in menselijke en dierlijke cellen, teneinde meer inzicht te krijgen in mogelijke risico’s voor mens en milieu die verbonden zijn aan de aanwezigheid, of het gebruik van deze endogene virale sequenties bij ggo-werkzaamheden.