Controle en identificatie van cellijnen
Gekweekte menselijke en dierlijke cellen zijn onmisbaar in het biomedisch onderzoek. Er zijn tal van verschillende typen cellijnen en een deel is ook genetisch gemodificeerd. Veel van de cellijnen zijn ’onsterfelijk’ en worden al sinds vele jaren doorgekweekt en verspreid onder laboratoria. Door kruisbesmettingen met andere cellijnen, fouten bij de karakterisering van cellijnen, foute etiketteringen en onbedoelde verwisselingen, wordt soms gewerkt met andere cellijnen dan gedacht. De problematiek van verontreinigde of foutief geïdentificeerde of gecontamineerde cellijnen speelt niet alleen bij laboratoria, maar ook bij biobanken.
De consequenties van misidentificatie van cellijnen kunnen aanzienlijk zijn: Conclusies van onderzoek kunnen onbetrouwbaar of foutief zijn, en veiligheidsrisico’s met zich meebrengen. Het testen van virale vectoren op een verkeerde cellijn kan bijvoorbeeld leiden tot een foutieve conclusie over het niet-replicatieve karakter van de vector of resulteren in complementatie of recombinatie van de vector door/met genetische elementen die in cellijnen aanwezig zijn. Daarnaast kunnen cellen op een te laag inperkingsniveau gehanteerd worden.
De grootte en aard van het probleem is de afgelopen jaren onderkend door veel betrokkenen. Er zijn richtlijnen opgesteld en methoden bedacht om cellijnen te identificeren en te verifiëren. Verschillende wetenschappelijke tijdschriften vragen om verificatie van de gebruikte cellijnen en er zijn referentielaboratoria ontstaan die dergelijke verificaties uitvoeren. Dit betekent echter niet dat het probleem nu geheel onder controle of uitgebannen is.
Met dit onderzoek wil de COGEM, met oog op eventuele milieurisico’s, inzicht krijgen in de ernst van bovengeschetste problematiek in Nederland.